Goed om weer zichtbaar te zijn in de wijken
Een lockdown zoals we die afgelopen maanden kenden, heeft veel invloed op de werkzaamheden voor de medewerkers van Alwel. Was persoonlijk contact altijd vanzelfsprekend; nu moest iedereen ineens afstand houden. Sociaal Beheerder Marcel van der Mast en vakman Wessel Boddaert kijken samen terug op deze periode. Zij vertellen over de impact die Corona had op hun werk en hoe zij nu langzaam weer teruggaan naar 'normaal'.
Marcel van der Mast is normaal gesproken elke dag te vinden in 'zijn' wijk, de Westrand in Roosendaal: "Als sociaal beheerder maak je je dagelijkse rondjes. Je checkt of er geen afval ligt in de algemene ruimtes, of fietsen netjes staan waar ze horen, of de toegangen vrij zijn voor brandweer en ambulances. Soms krijgen we een melding dat er bij een bewoner iets kapot is, maar waarbij niet duidelijk is wat er precies aan de hand is. Dan gaan we eerst zelf even langs, zodat er vervolgens de juiste vakman naar toe kan, met de juiste spullen. Elke week kom je wel een keer in de wooncomplexen en heb je contact met de bewoners. Door Corona werd dat ineens allemaal anders."
Ook voor Marcel en zijn collega's gold de regel: blijf zoveel mogelijk thuis. Zij konden niet zomaar de wijken in. Marcel overlegde met zijn collega's in Roosendaal en Breda. Om niet te hoeven reizen, nam hij tijdelijk de plek in van zijn collega in Breda-Noord, terwijl zijn collega de zaken vanuit huis regelde. "Ik had dagelijks contact, met zowel mijn collega in Roosendaal als mijn collega uit Breda. Kreeg ik een signaal dat er iets aan de hand was in Roosendaal, dan keken we samen of ik het via de telefoon kon oplossen. Lukte dat niet, dan reed mijn collega in Roosendaal even langs. Datzelfde deed ik voor mijn collega in Breda-Noord. In een van de complexen ging de toegangsdeur bijvoorbeeld niet meer dicht. Dan is het handig om persoonlijk polshoogte te nemen. Soms was een probleem ter plekke op te lossen, soms moest ik dan toch de hulp van een vakman vragen."
Voor vakman Wessel Boddaert lag de situatie natuurlijk anders: "Een lekkende kraan kun je niet telefonisch repareren, dan moet je wel naar de mensen toe. We hadden zeker in de beginperiode strikte maatregelen die in een flyer - in verschillende talen - werden toegelicht. Zo mochten we alleen noodreparaties uitvoeren en moesten de bewoners de woning verlaten als wij binnen kwamen. We kwamen niet bij mensen aan huis die gezondheidsklachten hadden of in de risicogroep vielen. Daar hoorden ook bewoners bij die de 70 jaar gepasseerd waren. Dat zorgde soms voor lastige situaties. Er was bijvoorbeeld een dame op leeftijd waar we toch naar toe moesten. Dan moet je iemand vertellen dat ze op het balkon moet wachten tot je klaar bent."
De meeste huurders hadden begrip voor de situatie. Wessel: "Meestal ging het goed. Ik heb zelf maar één keer gehad dat het niet volgens het boekje ging. Ik zou een reparatie uitvoeren bij een bewoner, maar had de materialen nog niet binnen. Ik wilde dat even persoonlijk mededelen, maar toen de betreffende bewoner de deur open deed, bleken hij en zijn kind flink ziek. Op zo'n moment ben je blij dat de klus sowieso niet door gaat en je niet in discussie hoeft te gaan. Van collega's heb ik wel gehoord dat ze rechtsomkeert maakten, omdat bewoners toch steeds weer in de ruimte kwamen waar ze aan het werk waren. Het waren gelukkig de uitzonderingen."
Zowel Wessel als Marcel hebben het gevoel dat de band met collega's is versterkt: "De betrokkenheid vanuit Alwel is groot. Iedereen deed en doet zijn best om een weg te vinden om het werk toch uit te kunnen voeren en de collega's op een veilige manier op pad te sturen. Er was alternatief werk toen de gewone klussen terugliepen, voor de mensen op kantoor was er de mogelijkheid om thuis te werken", zegt Wessel. Marcel vult aan: "Omdat wij er nu niet op uit mochten om bewoners te spreken, moesten we andere manieren vinden om contact te houden. We deden daarom een belronde om te vragen hoe het met de huurders ging. Even een praatje maken. Als je dan bijvoorbeeld merkte dat er sprake was van eenzaamheid, kon je voorstellen om een wijkmedewerker in te schakelen. Met zo'n telefoontje konden we ook meteen gegevens van huurders compleet krijgen. Het had een dubbele functie dus."
Continu bezig met veiligheid
Inmiddels zijn de regels verruimd. Naast noodreparaties worden ook weer de minder urgente onderhoudsklussen opgepakt en komen we weer bij bewoners ouder dan 70 jaar. Ook hoeven bewoners niet meer helemaal uit huis, zij mogen nu in een andere ruimte blijven als de vakmannen aan het werk zijn. "Ondanks dat er nu weer meer kan, kost 'Corona' toch nog veel tijd en energie. Je staat continu op scherp, bent altijd bezig met de veiligheid. We hebben speciale hesjes om mensen te wijzen op de nodige 1,5 m afstand, dragen handschoenen. Als wij een klus niet alleen afkunnen en collega's onderling geen 1,5 meter afstand kunnen bewaren, gebruiken wij mondkapjes of gelaatmaskers. Het blijft een ding. Nu de maatregelen versoepeld worden, gaan ook de bewoners er losjes mee om, denken soms dat het allemaal achter de rug is. Dan moeten we uitleggen dat er nog steeds veiligheidsmaatregelen nodig zijn, dat afstand houden nog steeds belangrijk is - ook voor hun eigen veiligheid. Toch is het fijn dat je je werk weer kunt uitvoeren."
Marcel is ook blij dat hij weer de wijk in kan. "In het begin hield iedereen zich netjes aan de regels. Maar op een gegeven moment verslapte dat. Mensen werden wat makkelijker, plaatsten hun fietsen in de portieken, lieten hun afvalzakken voor de deur staan. Nu mensen wat meer bewegingsruimte krijgen, lijkt het of ze ook echt weer meer dingen gaan doen. Dat levert juist nu soms overlast op voor de omgeving: het klussen gaat wat langer door, de muziek gaat wat harder. Het is daarom goed om weer zichtbaar aanwezig te zijn in de wijk. Dat bewoners dat ook vinden is te merken; ze knopen graag een praatje aan. Lang niet altijd omdat er problemen zijn, maar vooral omdat ze blij zijn je weer te zien. En dat is wederzijds!"
Tekst en fotografie: Typisch Termeer